Kapitel 2
Berlin, du bist so wunderbar
Sinds 1990 is Berlijn weer de hoofdstad van heel Duitsland. Daarvoor waren er twee hoofdsteden, want er waren ook twee Duitslanden. De hoofdstad van West-Duitsland was Bonn, de hoofdstad van Oost-Duitsland was (Oost-) Berlijn. Net als Duitsland was Berlijn in twee delen gedeeld: Oost- en West-Berlijn. Om West-Berlijn was tussen 1961 en 1989 een hoge muur gebouwd die ervoor moest zorgen dat mensen niet van Oost naar West konden vluchten.
Opdracht 1:Begrüßung
Bekijk het filmpje helemaal en geef daarna antwoord op de onderstaande vragen.
Opdracht 2: Gesprek
Je gaat nu je eerste gesprek in het Duits voeren.
Stel je voor dat je in Berlijn een leuk meisje of een leuke jongen ontmoet. Vul telkens je eigen antwoord in. Schrijf je antwoorden in je schrift.
> Hallo, ich bin Anne. Und wie heißt du?
- Ich heiße ...........
> Du bist nicht aus Deutschland, was? Woher kommst du denn? - Ich komme aus ...........
> Ach so, das ist ja toll! Und wo wohnst du?
- Ich wohne in ...........
> Und wie alt bist du?
- Ich bin ........... Jahre alt.
> Ich auch! Soll ich dir Berlin zeigen?
Opdracht 3: vragen stellen
Als je bij de vorige opdracht goed hebt geoefend, kun je misschien ook al wat Duits schrijven! Schrijf steeds de Duitse vertaling van de Nederlandse vraag op in je schrift.
a) Hoe heet jij?
b) Hoe oud ben jij?
c) Waar kom je vandaan?
d) Waar woon je?
Opdracht 4: voorstellen
Stel jezelf in het Duits voor. Verwerk in je verhaaltje de onderstaande punten.
- hoe je heet,
- hoe oud je bent,
- waar je vandaan komt,
- waar je woont.
Grammatik
Persoonlijke voornaamwoorden
Berlin, du bist …. = Berlijn, jij bent ...
Belangrijke woorden in het Nederlands en in het Duits zijn de persoonlijke voornaamwoorden. Een paar daarvan leren we nu al.
Kijk naar het filmpje.
Katja uit het filmpje noemt een woord niet, namelijk: Sie (met een hoofdletter). Dat woord betekent 'U'. Het is de beleefdheidsvorm. Je gebruikt hem als je bijvoorbeeld iets tegen de docent zegt.
Hieronder het complete rijtje:
Opdracht 5
Leer dit rijtje van buiten. Met de vertaling erbij!
ich - ik
du - jij
er - hij
sie - zij (enkelvoud, je hebt het over één meisje of vrouw)
es - het
wir - wij
ihr - jullie
sie - zij (meervoud, je hebt het over meerdere mensen)
Sie - U
Opdracht 6
Maak de oefening op Questbase tot je alles goed hebt!
De pincode is: 6066-3790-2263
Opdracht 7: 'Siezen' oder 'duzen': Leer de regeltjes!
De Duitsers zijn over het algemeen wat beleefder in hun taal dan de Nederlanders. Ze spreken elkaar veel vaker met 'Sie' aan, met 'U' dus in plaats van met 'du', met 'jij'. Daar bestaan regels voor.
Niet iedereen houdt zich aan die regels, maar het is best belangrijk ze te kennen. Daarom staan de belangrijkste hieronder.
1 Familieleden spreek je met 'du' aan.
2 Jongeren onder de 16 spreek je met 'du' aan.
3 Tegen je 'meerderen' (je docenten, je baas en zo) zeg je 'Sie'. Behalve als zij je het 'du anbieten', dat wil zeggen als zij voorstellen over te gaan op 'du'.
Toets hoofdstuk 1 en 2
Voor de toets moet je kennen en kunnen wat hieronder genoemd wordt:
Van hoofdstuk 1: Wo spricht man Deutsch?
Van hoofdstuk 2: Alles wat bij de opdrachten behandeld is.
Je maakt de toets op Questbase.
De toets wordt afgenomen tijdens de volgende instructieles. De docent geeft je de pincode. (B/K of GT)
G: