Lesen
De Duitse spoorwegen
Die Bahn (DB, Officieel Deutsche Bahn (vroeger: Deutsche Bundesbahn en Deutsche Reichsbahn)) is de naam van de Duitse spoorwegen. De treinen (enkelvoud der Zug, meervoud die Züge) stoppen bij een station (ein Bahnhof) of bij een centraal station (ein Hauptbahnhof). Wil je meereizen? Koop dan eerst een kaartje (die Fahrkarte). Je hebt er verschillende soorten van treinen: Regionalzüge, IC (Intercity) en ICE (Intercity Express).
Hieronder staat een advertentie van DB. Lees de tekst goed door en beantwoord daarna de vragen in Questbase. —>
Gute Reise!
„November-Sonne” bei der Bahn: Für nur 29,– Euro quer durch Deutschland.Vom 1. November bis zum 11. Dezember reisen Sie im Fernverkehr für nur 29,– Euro quer durch Deutschland. Sogar im ICE. Wohin Sie wollen.
Auch der Herbst hat seine schönen Tage. Die „November-Sonne“-Fahrkarte können Sie bequem online buchen – für Fahrten vom 1. November bis 11. Dezember. (Buchung jeweils minimal 3 Tage vor dem gewünschten Reisedatum.) Das Angebot gilt für eine einfache Fahrt in der 2. Klasse.
Uit de inleiding
Die Bahn
Der Zug/die Züge
der Bahnhof
der Hauptbahnhof
die Fahrkarte
Gute Reise
Uit de tekst
die Sonne
quer durch Deutschland
der Fernverkehr
vom — bis zum
sogar
bequem
buchen/ die Buchung
die Fahrt
das Reisedatum
gewünscht
das Angebot
die einfache Fahrt
Uit de vragen
wann
das Ausland
nur
in Ihrer Nähe
eine Fahrt hin und zurück
die zweite Klasse
de spoorwegen
de trein(en)
het station
het centraal station
het kaartje/ticket
Goede reis!
de zon
dwars door Duitsland
lange-afstandsverkeer
van de — tot de
zelfs
gemakkelijk
boeken/de boeking
de reis
de reisdatum
gewenst
de aanbieding
de enkele reis
wanneer
het buitenland
alleen
in uw buurt
een retour
de tweede klasse
Opdracht 1 (b/k/g/t)
Vragen bij de tekst
1.Wo können Sie mit dem Ticket reisen?
A In Deutschland und im Ausland.
B Nur in Deutschland.
C Nur in Ihrer Nähe.
2.Bis wann können Sie reisen?
A Bis Mitte November.
B Bis Mitte Dezember.
C Bis Ende Dezember.
3.Man bezahlt 29 Euro für …
A eine Fahrt hin und zurück.
B eine Fahrt in der zweiten Klasse.
C viele Fahrten an einem Tag.
Opdracht 2 (b/k/g/t)
Leer de woordjes uit de woordenlijst hiernaast van het Duits naar het Nederlands.
Schrijf de woordjes op om ze te leren. Liefst een paar keer.
Opdracht 3 (g/t)
Leer de schuingedrukte woordjes uit de woordenlijst hiernaats van het Nederlands naar het Duits.
Schrijf de woordjes op om ze te leren. Liefst een paar keer.
Let op:
Je kunt hier een toets over krijgen!